Sinds 28 juni 2025 kent Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek een belangrijke uitbreiding. Met de invoering van de artikelen 6:230fa tot en met 6:230fd BW zijn nieuwe regels in werking getreden die e-handelsdiensten verplichten om hun digitale platformen toegankelijk te maken voor mensen met een beperking. Deze wetswijziging vloeit voort uit de implementatie van de Europese Toegankelijkheidsrichtlijn (Richtlijn (EU) 2019/882) en legt vast dat online dienstverleners binnen de Europese Unie hun websites en bijbehorende diensten op inclusieve wijze moeten aanbieden.
In artikel 6:230fa BW zijn allereerst diverse definities opgenomen die duidelijk maken wat precies onder een e-handelsdienst valt en wat de wetgever onder toegankelijkheid verstaat. Vervolgens bepaalt artikel 6:230fb BW dat aanbieders hun digitale dienstverlening zo moeten inrichten dat deze bruikbaar is voor álle consumenten, inclusief mensen met een visuele, auditieve, motorische of cognitieve beperking. Daarbij gaat het niet alleen om de webshop zelf, maar ook om ondersteunende onderdelen zoals klantenserviceportalen, betaalmodules en helpdesks. De vereisten sluiten aan bij de kernprincipes van digitale toegankelijkheid: diensten moeten waarneembaar, bedienbaar, begrijpelijk en robuust zijn.
Het is evident dat deze verplichting noodzakelijk is. Hoewel digitale toepassingen veel deuren openen, sluiten ze er helaas ook nog te vaak een aantal. Zo kan een betaalpagina die niet compatibel is met een screenreader voor blinden ontoegankelijk zijn, terwijl een klantenportaal zonder ondertitelingsmogelijkheden slechthorenden buitensluit. Ook informatie die onnodig ingewikkeld is gepresenteerd, vormt een obstakel voor mensen met een cognitieve beperking. De nieuwe wettelijke bepalingen beogen deze drempels weg te nemen en digitale inclusie dichterbij te brengen.
De wet voorziet daarnaast in uitzonderingen. In artikel 6:230fc BW is bepaald dat micro-ondernemingen niet onder deze verplichting vallen. Ook kan een vrijstelling gelden als aanpassing van een dienst zou leiden tot een fundamentele wijziging of een onevenredige last. Ondernemers die een beroep willen doen op zo’n uitzondering, dienen dat echter zorgvuldig te motiveren, te documenteren en periodiek te herzien. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt volledig bij hen.
Artikel 6:230fd BW biedt ten slotte een mate van rechtszekerheid. Wie gebruikmaakt van geharmoniseerde Europese normen of technische specificaties wordt vermoed te voldoen aan de wettelijke toegankelijkheidseisen. Veel organisaties zullen daarbij aansluiten op de bekende WCAG-normen (Web Content Accessibility Guidelines), die al breed als standaard gelden binnen webdesign en development.
Het toezicht op naleving van deze nieuwe bepalingen ligt bij de Autoriteit Consument & Markt (ACM) voor algemene e-handelsdiensten en bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) wanneer het financiële dienstverleners betreft, zoals banken en betaalinstellingen. Beide toezichthouders kunnen handhavend optreden als aanbieders hun digitale toegankelijkheid niet op orde hebben.
Met deze wetswijziging zet Nederland een flinke stap richting een inclusievere digitale samenleving. Voor ondernemers betekent het dat zij hun digitale diensten kritisch moeten doorlichten en waar nodig aanpassingen moeten doorvoeren. Voor consumenten met een beperking schept de nieuwe regeling hopelijk een toekomst waarin online winkelen, betalen en communiceren net zo vanzelfsprekend is als voor ieder ander.
Wil je weten wat deze toegankelijkheidsregels concreet betekenen voor jouw organisatie of heb je vragen over mogelijke vrijstellingen en geharmoniseerde normen? Neem gerust contact op met Thomas van Weeren of één van onze andere specialisten. Wij denken graag met je mee.
Bron:
Stb. 2024, 87 (Implementatiewet toegankelijkheidsvoorschriften producten en diensten).
De inhoud van deze blog is actueel op de datum van publicatie, maar het recht is voortdurend in beweging. Voor de meest recente juridische inzichten, neem gerust contact op met ons kantoor via [email protected] of 020 – 676 2500.