Dertien jaar lang gebruik maken van dezelfde uitzendkracht is te lang

Inhoudsopgave

Gedurende een onafgebroken periode van dertien jaar werkte een werknemer op basis van opvolgende uitzendovereenkomsten voor margarinefabrikant Upfield. Ondanks herhaaldelijke verzoeken weigerde Upfield deze uitzendkracht in dienst te nemen. Toen de productieafdeling waarop de uitzendkracht werkzaam was werd gesloten, konden alle werknemers aanspraak maken de voorwaarden uit het Sociaal Plan. Behalve de uitzendkrachten, die vingen bot.

Uitzendkracht begint procedure

Omdat de uitzendkracht meent dat hij aanspraak heeft op dezelfde vergoedingen en hetzelfde salaris als zijn collega’s bij Upfield, start hij een procedure. Hij stelt dat sprake is van misbruik van de Europese Uitzendrichtlijn. Daarom verzoekt hij de rechtbank te verklaren dat hij een arbeidsovereenkomst met Upfield heeft en vordert hij betaling van achterstallig loon en vergoedingen.

De rechtbank en het Hof stelden de uitzendkracht in het ongelijk. Het Hof Den Haag erkende wel dat sprake was van langdurig gebruik van de uitzendovereenkomst, maar vond niet dat daarmee sprake was van misbruik in de zin van de Uitzendrichtlijn. Daarbij woog voor het Hof mee dat Upfield een objectieve verklaring kon geven voor de langdurige inzet: zij wilde kunnen beschikken over een flexibele schil aan personeel.

Hoge Raad volgt het Hof niet

De Hoge Raad gaat daar niet in mee. Lidstaten van de Europese Unie dienen er op basis van de Uitzendrichtlijn voor zorgen dat uitzendwerk ook daadwerkelijk tijdelijk van aard is. In het bijzonder moeten zij voorkomen dat uitzendarbeid, bij dezelfde inlenende onderneming, voor een uitzendkracht geen permanente situatie wordt.

Het kan volgens de Hoge Raad een aanwijzing zijn voor misbruik wanneer achtereenvolgende opdrachten bij dezelfde inlener ertoe leiden dat de duur van de werkzaamheden langer is dan redelijkerwijs als “tijdelijk” kan worden aangemerkt, én de inlener daarvoor geen objectieve verklaring kan geven.

Duidelijk is volgens de Hoge Raad dat de algemene verklaring dat behoefte is aan een flexibele schil, onvoldoende rechtvaardiging biedt voor een inleenperiode van dertien jaar.

De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof daarom vernietigd en heeft de zaak doorverwezen naar een ander hof, zodat die de zaak opnieuw kan beoordelen. De betreffende uitzendkracht moet dus nog even geduld hebben voordat daadwerkelijk duidelijkheid bestaat.

Tot slot

Op dit moment laat de Nederlandse wetgeving vrij veel ruimte voor een langdurige inzet van dezelfde uitzendkracht bij een inlener. Wanneer precies sprake is van misbruik blijft daarmee onduidelijk.

Wij blijven deze zaak met veel interesse volgen en zullen u op de hoogte houden van ontwikkelingen.

Heeft u vragen over het werken met uitzendkrachten? Neem dan gerust contact op met Michiel Vergouwen, Demi op den Velde of een van onze andere specialisten.

Bronnen:

Hoge Raad 21 november 2025, ECLI:NL:HR:2025:1733

Hof Den Haag 4 juni 2025, ECLI:NL:GHDHA:2024:1060

De inhoud van deze blog is actueel op de datum van publicatie, maar het recht is voortdurend in beweging. Voor de meest recente juridische inzichten, neem gerust contact op met ons kantoor via [email protected] of 020 – 676 2500.

Deel deze blog: