Schade bij botsing tussen wielrenners en het uitwijken voor een hond
Is de hondenbezitter aansprakelijk?
Wie is er aansprakelijk wanneer twee wielrenners in botsing komen doordat de voorste wielrenner schrikt van een hond die wordt uitgelaten? Deze vraag stond centraal in een rechtszaak bij de Rechtbank Amsterdam. De wielrenners waren ervan overtuigd dat de hondenbezitter die de hond uitliet met diens partner voor de schade moest opdraaien en stapten naar de rechter. De rechter doet hier echter een onverwachte uitspraak: de schade is uitsluitend aan de wielrenners zelf te wijten. Hoe zit dat precies?
Risicoaansprakelijkheid dier
Op zondag 30 januari 2022 fietsten twee wielrenners, beiden advocaat, over de Amsteldijk in Amsterdam. Aan de overkant liep een stel met hun hond. Op het moment dat de voorste wielrenner het stel nadert, schrikt hij van de hond. Volgens de wielrenners zou de hond een onverwachte beweging hebben gemaakt, waardoor de voorste wielrenner moest uitwijken. Hij remde abrupt en kwam in de berm tot stilstand. De achterste wielrenner slaagde er niet in op tijd te remmen, knalde op de voorste wielrenner en viel met fiets en al in de Amstel. Het gevolg: flinke schade aan beide racefietsen. Dit is de schuld van de hondenbezitter, stellen de wielrenners. Eigen schuld, vindt de hondenbezitter. Wie heeft er gelijk?
Hoofdregel is dat een dierenbezitter aansprakelijk is voor schade aangericht door zijn dier (artikel 6:179 Burgerlijk Wetboek (‘BW’)). Het gedrag van dieren is nu eenmaal onberekenbaar en het aanschaffen van een dier brengt risico’s met zich mee. Zo zijn huisdiereigenaren doorgaans verantwoordelijk voor schade aan auto’s veroorzaakt door hun kat. Of bijvoorbeeld bij letselschade als een hond iemand bijt. Wel moet komen vast te staan dat de schade is veroorzaakt door het dier. Ook kan het slachtoffer (gedeeltelijk) eigen schuld hebben aan de schade. Of er sprake is van eigen schuld hangt sterk af van de specifieke omstandigheden.
Geen aansprakelijkheid van de hondenbezitter en ‘Eigen schuld’ wielrenners
De rechtbank oordeelde dat de hondenbezitter niet aansprakelijk was. Wat betreft de voorste wielrenner stelde de rechtbank vast dat deze wel moest uitwijken maar dat de hondenbezitter daarvoor hooguit een minimaal verwijt te maken valt. De schade kan in redelijkheid niet aan de hondenbezitter worden toegerekend (volgens artikel 6:98 BW). De rechtbank wijst namelijk op de verantwoordelijkheid van de achterste wielrenner. De wielrenners fietsten op een relatief smalle dijk met 26 kilometer per uur, terwijl de achterste veel te dicht op de voorste wielrenner reed. Hierdoor heeft hij niet op tijd kunnen remmen en is hij op de voorste wielrenner gebotst. De rechter oordeelde dat dit uitsluitend aan de achterste wielrenner te wijten was. De achterste wielrenner zal dus niet alleen zijn eigen schade moeten dragen vanwege eigen schuld (artikel 6:101 BW), maar ook die van de voorste wielrenner moeten vergoeden.
Of de hond daadwerkelijk een onverwachte beweging heeft gemaakt, laat de rechter verder in het midden. De wielrenners hebben namelijk geen (tegen)bewijs aangedragen. De rechtbank laat merken niet gecharmeerd te zijn van de vordering van de wielrenners – beiden advocaat – tegen de hondenbezitter. De achterste wielrenner heeft de hond namelijk niet kunnen zien en de getuigen hebben verklaard dat de hond strak was aangelijnd en geen rare bewegingen maakte. De rechtbank vond het zodoende onbegrijpelijk dat de wielrenners, gezien hun beroep als advocaat, op basis van het magere bewijs vorderingen hebben ingesteld tegen de hondenbezitter.
Tot slot
Heb je vragen over aansprakelijkheidsrecht? Neem dan gerust contact op met Bo Holthinrichs of één van onze andere specialisten.
Bron:
Rechtbank Amsterdam 8 september 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:5734
Liever direct contact opnemen?
Schroom niet, bel of mail ons vandaag nog
Op de hoogte blijven?
Laat je e-mailadres achter en ontvang als eerste onze laatste blogs en updates in je mailbox.